Het Maas Moezelkanaal of het kanaal van de Ourthe is een industrieel project van begin 19e eeuw. Het idee werd ondersteund door Willem I van Nederland. Het voorzag een vaarweg van 261 kilometer met op het hoogste punt van het kanaal een tunnel om de waterscheidingslijn te doorkruisen.
Het kanaal voor schepen tot zo'n 60 ton zou het mogelijk hebben gemaakt om het stroomgebied van de Maas met dat van de Rijn met elkaar te verbinden. De Belgische revolutie van 1830, de opkomst van de spoorwegen en financieringsproblemen ondermijnen het project. De erkende onafhankelijkheid van Groothertogdom Luxenburg van 1839 betekend het definitieve einde van het project.
Hoewel het Maas Moezelkanaal project werd afgeblazen, werd er vanaf 1847 wel de rivier de Ourthe gekanaliseerd met 17 sluizen. De rivier zou tot Comblain-au-Pont bevaarbaar zijn. Verdere bevaarbaarheid tot La Roche en Andenne was wel de bedoeling, maar nooit uitgevoerd.
Van Luik tot Houffalize begon men een lateraal kanaal van de Ourthe, dat later werd afgewerkt. Voorbij Houffalize, bij Bernistap, moest het kanaal de waterscheidingslijn tussen het Maas- en het Moezelbekken overwinnen door een ongeveer 2,5 km lange tunnel. Daarna vervolgde het zijn weg naar Wasserbillig via de valleien van de Woltz en de Sûre. De totale lengte zou 261 kilometer bedragen en het enorme hoogteverschil tussen de Maas (Luik, 60 m boven de zeespiegel), de waterscheiding te Bernistap (500 meter) en de Moezel (op 130 meter hoogte) zou overwonnen worden door ruim 200 sluizen.
De Sluis van Angleur Rivage-en-Pot is de eerste van 17 sluizen die de rivier de Ourthe gekanaliseerd hebben. De sluis ligt vlak aan de Maas. De bouw van de sluis was omstreeks 1847 gereed. In 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze verwoest, en gelijk na de oorlog weer opgebouwd. Het is nog de enige sluis die nog in gebruik is.
Boven de sluis liggen nog enkele schepen die hier een rustig plaatsje hebben. Er is geen scheepvaart meer, en de rivier loopt achter het eiland langs.
Het kanaal loopt onder de spoorlijn door. Twee spoorbruggen overbruggen het hiervoor versmalde kanaal. Daarna is er weer een verbreding waar enkele gepensioneerde schepen liggen. Even verder ligt een oud klapbruggetje; Pont Marcotty.
De recentere brug ziet er naar uit dat het een beweegbare variant is. Waarom er hier nog een nieuwe beweegbare brug is gebouwd, is mij onbekend.
De loop van het kanaal gaat richting de rivier. Bij Sluis 2 Grosses Battes loopt het even parrallel aan de rivier. Een grote verkeersbrug overspant de rivier en half over de sluis heen. De sluis zelf is eind jaren 80 van de vorige eeuw gesloten. De deuren zijn verdwenen, en een stuwtje zorgt dat er water in het stukje kanaal naar de rivier, blijft staan.
Van Sluis 2 Grosses Battes loopt nog een stukje kanaal parrallel aan de rivier naar de Porte de garde d'Angleur. Deze keersluis kan het kanaal afsluiten als de rivier hoogwater heeft. Zo loopt het kanaal niet over.
Eenmaal op de rivier gaat het richting zuid langs bedrijven zoals Umicore en het bedrijvenpark de la Vieille Montagne. Eenmaal onder de snelweg E25 door komt aan de linkeroever het treinspoor vlak langs de rivier. Bij het eiland lag een sluis. Nu ligt er een stuw, al lijkt ook de stuw niet meer in gebruik.
Een stukje kanaal snijdt een krappe bocht af. Bovenstrooms het eiland komt het toeleidingskanaal van de sluis weer bij de rivier. In de aansluitende bocht is de volgende sluis alweer zichtbaar.
Het spoor en de N633 lopen langs de rivier. Na een klein stuk komt het eiland van Rousseau in zicht. Sluis 5 Colonster is verdwenen. Ook hier is er in de plaats en stuw gekomen.
De sluis is alleen nog te herkennen als de invaart aan de benedenkant. Daar zijn de muren nog zichtbaar. De rest van de sluis is niet meer zichtbaar, maar verdwenen onder een pleintje. Het sluiswachtershuis is wel bewaard, een reddingsring herinnert nog aan het kanaal. Het kanaal is gedempt en er zijn huizen gebouwd. Bij Île du Moulin kwam het kanaal weer bij de rivier. Hier is door de bouw van de spoorlijn de meeste kenmerken van het kanaal wel verdwenen.
Sluis 7 is ook verdwenen.
Bij de houtzagerij van Mery Bois zijn nog de resten te zien van een kanaaltje voor het aandrijven van een waterrad. De stuw loopt vlak boven zagerij, en maakte het waarschijnlijk mogelijk om met waterkracht een zaagmachine aan te drijven. Ook sluis 8 hier in de buurt, is verdwenen.
Sluis 11 ligt nog zichtbaar in het landschap. Het kanaal is gedempt en de weg verraad ongeveer de loop van het kanaal.
Bij la Gombe maakt de rivier een bijna haakse bocht naar het noord oosten. Hier gaat de spoorlijn met een brug over de rivier heen. Een klein stukje verder staan nog pilaren van een verdwenen brug.
Voor Sluis 15 Poulseur staan deze brugpilaren als stille getuigen in en langs de river. Verderop is een kanaal parrallel aan de rivier gegraven. Dit is een wat langer stuk, wat loopt van Sluis 15 naar sluis 16.
Van de sluis van Poulseur loopt het kanaal een stuk parrallel aan de rivier. Net voor sluis 16 ligt een voedingskanaaltje om dit deel van water te kunnen voorzien. Sluis 16 is de laatste nog tastbare herinnering van de scheepvaart.
Sluis 17 Douxflamme is verdwenen, alleen het sluiswachtershuis is nog zichtbaar. Boven de samenvloeiing van de Amblève en de Ourthe is de rivier niet gekanaliseerd.
De geplande route verder naar Luxemburg zou de rivier de Ourthe verder gevolgd hebben. Langs de plaatsen Durbuy en La Roche-en-Ardenne richting Houffalize. Een kleiner zijriviertje zou de vaarweg tot bij Tavigny brengen waar een kanaal gegraven zou worden van Tavigny, Buret en bij Bernistap zou een tunnel het hoogste deel van het terrein overwinnen.
Juist bij de tunnel zijn de werkzaamheden tussen 1827 en 1831 begonnen. De Belgische revolutie was niet gelijk de oorzaak van het stoppen van het project. Société du Luxembourg was in 1831 nog steeds eigenaar van de kanaalconcessie en daarmee ook van de tunnel. Dit duurde tot 1846. Technische moeilijkheden bij de bouw van de tunnel, en het opkomen van spoorwegen maakte toch een eind aan het project.
Het trace van het kanaal zou van de tunnel naar de rivier de Woltz lopen, de Woltz vormt verderop de Clerve die op haar beurt weer samen komt met de Wiltz, en zuidelijk weer bij de Sûre stroomt. De Sûre slingert dan verder door het Luxemburgse landschap naar de Moezel bij het laagste punt van Luxemburg; Wasserbillig.